Digitale geletterdheid en inclusie; de basis voor brede welvaart

Ruim 1,5 jaar geleden werden de eerste drie Aanjaagfondsprojecten gehonoreerd. In een drieluik nemen we je mee in waar de projecten voor staan, hoe multilevel samenwerken er in de praktijk aan toegaat en de toekomstplannen van deze pareltjes. In deze editie; Digitale geletterdheid en inclusie; de basis voor brede welvaart.

Partners

Vertel eens, wat houdt jullie project in? Waar staan jullie voor?

Arnout: Ons project is een samenwerkingsproject van de Digital Literacy Coalition; een netwerkorganisatie van 24 partners tussen onder andere RUG, Hanze, UMCG, Noorderpoort, Alfa-college, Biblionet Groningen en een aantal publieke en private partijen. De Digital Literacy Coalition richt zich op het verhogen van digitale geletterdheid en inclusie. Het netwerk is nu nog toegespitst op Groningen, terwijl de problematiek regiobreed is. Met de bijdrage van het Aanjaagfonds willen we ons werk daarom uitbreiden naar de gehele regio Noord-Nederland.

“Minder digitaal vaardig zijn betekent soms ook eenzaamheid. Ouderen die een beetje digitaal vaardig zijn, blijven ook op die manier in contact met hun omgeving.”

Uko: Digitale vaardigheden zijn tegenwoordig essentieel om mee te doen in de maatschappij. Om actief te kunnen participeren. Om je bankzaken te kunnen regelen, om te kunnen solliciteren, maar ook om in contact te blijven met je omgeving. Veel ouderen zijn eenzaam. Ouderen die een beetje digitaal vaardig zijn, blijven ook op die manier in contact met hun omgeving, met bijvoorbeeld hun kleinkinderen.

Madelon: Bij de opkomst van digitalisering in de jaren ‘90 dachten we: we helpen de ouderen en dan is het opgelost. Dat is niet zo. Er is een blijvende groep die het lastig heeft. Niet alleen ouderen. Het probleem lost zich niet vanzelf op.

Jullie werken samen met meerdere kennisinstellingen. Waarom is dit zo belangrijk? 

Arnout: Omdat we met een complex vraagstuk te maken hebben. Er is heel veel diversiteit in de groep die minder digitaal vaardig is. Mensen hebben verschillende achtergronden, motivaties, wensen en mogelijkheden ten aanzien van hulp en ondersteuning om digitaal vaardiger te worden. Digitale geletterdheid heeft dus vele aspecten, waar je vanuit verschillende disciplines naar kan kijken. Dit vergt een multidisciplinaire/ gelaagde aanpak. 

Madelon: Eens. Het leuke is: iedere kennisinstelling heeft haar eigen onderzoeksagenda, met eigen onderzoekers, die zich ieder op hun eigen onderzoeksgebied richten. Door onze samenwerking weten we nu van elkaar waar we mee bezig zijn en weten we elkaar te vinden. Dit biedt absoluut meerwaarde. De Delphi-studie waar we zo meer over vertellen, heeft hier een grote rol in gespeeld. Door elkaar fysiek te ontmoeten, verloopt de samenwerking inmiddels een stuk natuurlijker. We ontmoeten elkaar nu eens per maand en er zijn inmiddels een aantal gezamenlijke activiteiten en projecten gestart. 

“Onze ambitie is om tot een regionaal netwerk te komen. Het kan niet zo zijn dat hetgeen we nu doen eenmalig is en stopt. Daar is dit vraagstuk te belangrijk voor.”

Arnout: Klopt. En vergeet ook de regionale dekking niet. Door samen te werken met meerdere onderwijs- en kennisinstellingen en partners in de regio, pakken we de problematiek in heel Noord-Nederland aan. Onze ambitie is om tot een regionaal netwerk te komen. Het kan niet zo zijn dat hetgeen we nu doen eenmalig is en stopt. Daar is dit vraagstuk te belangrijk voor.

Het is nu ongeveer 1.5 jaar geleden dat jullie een bijdrage vanuit het Aanjaagfonds hebben ontvangen. Hoe is het jullie het afgelopen jaar vergaan?

Uko: We hebben afgelopen jaar een Delphi-studie uitgevoerd onder experts van de onderwijs- en kennisinstellingen, praktijk organisaties en vrijwilligers die de doelgroep helpen om digitaal vaardig te zijn. Concreet betekent dit dat we surveys onder deze groep hebben uitgezet en focusgroepen hebben georganiseerd.

Madelon: Er is eigenlijk best weinig bekend over minder digitaal vaardige burgers. Er bestaan wat algemene nationale statistieken, maar over de onderliggende vraagstukken en specifiek Noord-Nederland is nog weinig bekend. Terwijl we weten dat er wel degelijk regionale verschillen zijn. Noord-Nederland is bijvoorbeeld een krimpregio. Niet te vergelijken met bijvoorbeeld de randstad. Maar ook niet met het zuiden van ons land. Daarom is het doen van de Delphi-studie zo belangrijk. De studie geeft ons inzicht in waar onderzoekers in het Noorden mee bezig zijn, wat de voornaamste obstakels voor digitale inclusie zijn, waar de prioriteiten liggen en welke interventies succesvol zouden kunnen zijn.

Arnout: De Delphi-studie heeft ons netwerk bovendien enorm verrijkt. Zowel geografisch als vanuit het perspectief waaruit we digitale geletterdheid bekijken. Zo hebben we heel nauwkeurig in kaart kunnen brengen welke subsidies het beste aansluiten bij de ambities die we in de regio hebben. Dat heeft al geleid tot de start van een groter project rondom toegankelijke digitale zorg en een aantal andere aanvragen.

Uko: De eerste resultaten van de Delphi-studie laten zien dat de doelgroep breder is dan de groep die op dit moment ondersteuning krijgt. De bekende hulpstructuren richten zich vooral op ouderen. Terwijl ook steeds meer jongeren problemen ervaren met hun digitale geletterdheid.

Daarnaast zie je dat er verschillend wordt gedacht over interventies. Zo zien de experts kansen op beleidsmatig niveau. In het aanpassen van wet- en regelgeving bijvoorbeeld. Terwijl de vrijwilliger in de bibliotheek hele andere interventies voor zich ziet.

Een derde conclusie is dat we de functie van toeleiders zouden kunnen vergroten. Dan kun je denken aan werkgevers waar veel uitvoerend werk wordt gedaan en de kans op een verminderde digitale geletterdheid groot is. Zij kunnen hier een cruciale rol in spelen.

Madelon: En een andere conclusie is dat veel hulpstructuren leunen op vrijwilligers. Gek eigenlijk als je bedenkt dat we vinden dat mensen zoveel mogelijk digitaal zelfredzaam moeten zijn. Hiermee leggen we de verantwoordelijkheid om digitaal vaardig te zijn bij het individu, terwijl je van (digitale) dienstverleners toch mag verwachten dat er voldoende aandacht is voor digitale toegankelijkheid. Het blijft daarom belangrijk dat organisaties een offline hulpstructuur houden en daarin blijven investeren.

“Digitalisering biedt ons veel mogelijkheden, maar we moeten ervoor waken dat de digitale exclusie van mensen in kansarme posities niet verder wordt versterkt. Daar ligt een taak voor ons als maatschappij.”

Arnout: Niet iedereen gaat 100% digitaal. Nu niet en over 20 jaar ook niet. Die mensen mogen niet tussen wal en schip vallen. Dat is toch ook wel mijn persoonlijke motivatie om me hier hard voor te maken. Digitalisering biedt ons natuurlijk veel mogelijkheden, maar we moeten ervoor waken dat de digitale exclusie van mensen in kansarme posities niet verder wordt versterkt. Daar ligt een taak voor ons als maatschappij.

Madelon van Oostrom (Hanze), Arnout Ponsioen (Hanze) en Uko Pruis (RUG)